Mijn vorige blogpost ging over de het feit dat de overheid toelegt op de prijs van zelfopgewekte elektriciteit. Deze vorm van subsidiëring valt in het niets bij de decennialange subsidie op fossiele brandstoffen. Hierdoor staat de prijs op de pomp in geen verhouding tot de werkelijke kosten, al denken automobilisten dat zij de overheid spekken als ze tanken. Ik zal uitleggen waarom zonder deze jarenlange subsidiëring een energietransitie nu niet nodig zou zijn geweest.
De prijs voor fossiele brandstof is in drie opzichten fictief. In de eerste plaats omdat overheden in veel landen brandstoffen onder de marktprijs verkopen. Dit was ook in Nederland lange tijd het geval met steenkool. De tweede vorm van subsidiëring vindt plaats in landen die over veel fossiele brandstoffen beschikken en deze aan de eigen burgers tegen veel een lagere prijs verkopen dan op de externe markt. De derde vorm van subsidies zijn de ‘externe kosten’, waarvoor overheden en belastingbetalers opdraaien. Het gaat onder andere om de kosten van wegenaanleg, zorg voor verkeersslachtoffers en de gevolgen van luchtvervuiling. Het IMF (International Monatary Fund) heeft vorig jaar een berekening van deze kosten gepubliceerd., waaruit blijkt dat de totale wereldwijze subsidie op fossiele bandstoffen uitkomt op $ 5200 miljard per jaar.
Werp, al is het maar even, een blik op de onderstaande tabel, die ontleend is aan deze publicatie van het IMF. Deze tabel toont de marktprijzen voor steenkool, aardgas, benzine en diesel door middel van een gele stip. In deze prijzen zijn eventuele brandstoftoeslagen verwerkt. In vrijwel alle landen ligt de werkelijke prijs, dus de prijs zonder de drie genoemde vormen van subsidiëring, veel hoger dan in handelsprijs.
Stel je nu voor dat de prijzen voor fossiele brandstoffen ‘aan de pomp’ de afgelopen decennia zouden zijn overeengekomen met de werkelijke kostprijs. Dat had dramatische (lees zegenrijke) consequenties gehad voor de verkoop ervan. Het zoeken naar duurzame alternatieven was dan decennia eerder op gang gekomen, inclusief betaalbare vormen van energieopslag.
Deze bovenstaande gegevens zijn al jaren bekend. Overheden zijn al die tijd gezwicht voor de machtige lobby van de olieproducenten en de automobielfabrikanten. Maar zelfs dan, hadden investeringen in de opslag van elektriciteit en subsidiëring van batterijen slechts een fractie bedragen van de werkelijke kosten van fossiele brandstoffen. Bovendien, we hadden dan nu helemaal geen energietransitie nodig omdat we tijdig duurzame energie zouden zijn gaan gebruiken en er geen sprake zou zijn geweest van door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Duur leergeld.